Topplista - Nederländsk-Svenskt Index

1. ik denk dat
2. het is een
3. wat is er
4. het spijt me
5. ik heb een
6. ik weet niet
7. ik dacht dat
8. ik weet dat
9. ik heb het
10. ik weet het
11. denk je dat
12. ik heb je
13. het is niet
14. dat is een
15. dat is één
16. ik wil dat
17. ik ben niet
18. ik ben één
19. ik ben een
20. ik kan niet
21. dat is niet
22. weet je wat
23. dit is een
24. dat is het
25. er is één
26. er is een
27. je bent een
28. ik heb geen
29. ik wil niet
30. ik heb de
31. wat doe je
32. hoe gaat het
33. we hebben een
34. maar ik heb
35. weet het niet
36. ik hou van
37. ik hoop dat
38. ik kan het
39. maar het is
40. ik wil je
41. dat weet ik
42. dat wéét ik
43. heb je het
44. hij is een
45. wat heb je
46. een van de
47. ik zal je
48. het was een
49. er is geen
50. ik ben er
51. en ik heb
52. dit is de
53. ik ben hier
54. ik heb hem
55. maar ik ben
56. dat heb ik
57. dat is de
58. ik ben de
59. je weet dat
60. je hebt een
61. ik ben het
62. is het niet
63. heb je een
64. ik heb er
65. je hebt het
66. ik voel me
67. ik kan je
68. ik heb nog
69. in de buurt
70. ik vind het
71. en ik ben
72. wat wil je
73. ik wist niet
74. en dat is
75. wat is dat
76. weet je nog
77. ik denk niet
78. het is de
79. weet je dat
80. je ziet er
81. wat is het
82. wil je dat
83. hoe is het
84. je zei dat
85. ik ben zoë
86. ik ben zo
87. dat kan ik
88. ik zie je
89. dit is niet
90. ik ben geen
91. waar heb je
92. dit is het
93. hij zei dat
94. kan ik niet
95. dit is mijn
96. ik ben blij
97. het is goed
98. ik wil het
99. waarom heb je
100. ik wist dat
101. we hebben het
102. maar dat is
103. en ik wil
104. wat denk je
105. nog een keer
106. nog één keer
107. ik weet wat
108. het is geen
109. ik zei dat
110. weet ik niet
111. wat is dit
112. sorry dat ik
113. je hebt me
114. wat bedoel je
115. ik ga niet
116. ik ga naar
117. waar ben je
118. nee het is
119. hij heeft een
120. dat is wat
121. jij bent de
122. je bent niet
123. ik heb haar
124. is er een
125. er is iets
126. wat ben je
127. en het is
128. heb je de
129. maar ik kan
130. hou van je
131. dat doe ik
132. maar als je
133. jij en ik
134. hoe zit het
135. ik moet je
136. dat is mijn
137. wat gebeurt er
138. hij is niet
139. op dit moment
140. wat moet ik
141. je denkt dat
142. als je niet
143. maar ik wil
144. alles wat ik
145. ik wou dat
146. ik ben bang
147. dat weet je
148. het is mijn
149. je weet wel
150. het is al
151. heb je dat
152. maakt niet uit
153. aan het werk
154. de hele dag
155. de man die
156. dit is geen
157. ik wil een
158. ja dat is
159. ik begrijp het
160. in de auto
161. wat je wilt
162. ik heb al
163. waarom ben je
164. we gaan naar
165. laten we gaan
166. in de stad
167. hoe dan ook
168. we hebben geen
169. ze is een
170. je hebt geen
171. ik geloof dat
172. dat ben ik
173. ik weet zeker
174. nee dat is
175. ik had het
176. wil je niet
177. de eerste keer
178. kan je niet
179. ik doe het
180. maar ik weet
181. waar is de
182. in plaats van
183. op een dag
184. ik ben in
185. ik heb ze
186. de andere kant
187. het is maar
188. en als je
189. nee ik ben
190. je kunt niet
191. je hebt gelijk
192. ik heb 't
193. wil je een
194. de laatste keer
195. een paar dagen
196. ik heb niet
197. wat ik wil
198. het is gewoon
199. ik ben je
200. nee ik heb
201. dat is alles
202. maar ik moet
203. is dat een
204. ik wil geen
205. als je wilt
206. ik snap het
207. en ik weet
208. dat was een
209. dat was één
210. is er iets
211. maar hij is
212. waarom zou ik
213. heb je nog
214. ik wilde je
215. is niet zo
216. ik weet hoe
217. weet je zeker
218. er is niets
219. de hele tijd
220. ik geef je
221. ik heb iets
222. wat doe jij
223. kun je niet
224. je moet het
225. ben ik niet
226. op de grond
227. het is zoë
228. het is zo
229. ik had een
230. is het een
231. is dat niet
232. mijn naam is
233. dat heb je
234. en dit is
235. maar ik denk
236. dat is geen
237. ja ik heb
238. heb je hem
239. ik ga je
240. ben je niet
241. weet je ik
242. maar er is
243. dank je wel
244. dat wil ik
245. we zijn er
246. het was niet
247. ik heb wat
248. ik wil graag
249. dames en heren
250. ga je gang
251. wat ga je
252. jij bent een
253. ik wil alleen
254. ik ook niet
255. waar ga je
256. maar je moet
257. wat dacht je
258. ik heb hier
259. wist je dat
260. dan is het
261. heb ik niet
262. alles in orde
263. we zijn hier
264. hoe weet je
265. dat kan niet
266. het is tijd
267. dat was het
268. ja ik ben
269. er klaar voor
270. weet je het
271. voor het eerst
272. ik moet gaan
273. ja het is
274. je kunt het
275. wat is de
276. in new york
277. maar dit is
278. in de gevangenis
279. wil je me
280. wat ik heb
281. er was een
282. je weet niet
283. ik wil de
284. het lijkt erop
285. in ieder geval
286. van de wereld
287. daar ben ik
288. ik hoorde dat
289. ik moet naar
290. ik herinner me
291. is er nog
292. hij heeft het
293. dat is goed
294. heb je me
295. je weet wat
296. ik wil weten
297. zo is het
298. heb je niet
299. het gaat om
300. dan gaan we
301. is er niet
302. we moeten het
303. nu is het
304. ik moet het
305. de volgende keer
306. hij was een
307. ik heb nooit
308. misschien is het
309. maar je bent
310. ze zei dat
311. hoe kan ik
312. we kunnen niet
313. ik heb dit
314. niet zo goed
315. met je praten
316. is dat zo
317. het gaat niet
318. en ik zal
319. de laatste tijd
320. ik ben op
321. daar gaan we
322. daar heb je
323. wat ik moet
324. en hij is
325. luister naar me
326. het is in
327. ik ben al
328. zo snel mogelijk
329. hoe kom je
330. heb je die
331. in de problemen
332. het is hier
333. wat vind je
334. ik heb niets
335. niet te geloven
336. het is net
337. is dat het
338. wat er is
339. ik heb ook
340. wat zeg je
341. de hele nacht
342. geef me een
343. nog steeds niet
344. als ik niet
345. ik wil gewoon
346. we hebben nog
347. doe niet zo
348. ik neem aan
349. wat ik zeg
350. ben je hier
351. en jij bent
352. ik bel je
353. ik denk het
354. oh mijn god
355. heb ik het
356. dan kunnen we
357. meer dan een
358. meer dan één
359. aan de kant
360. wil je het
361. ik weet 't
362. ik had je
363. wat doen we
364. ben je er
365. je hoeft niet
366. we weten niet
367. ik heb net
368. van me af
369. in het ziekenhuis
370. wat heb ik
371. ik zei toch
372. die heb ik
373. dat is zo
374. dat is waar
375. je bent er
376. bedankt dat je
377. waar is het
378. ze heeft een
379. ik kan dit
380. ga je niet
381. ik zou je
382. we weten dat
383. we kunnen het
384. dat kun je
385. het ziet er
386. weet je hoe
387. wat ik bedoel
388. wat je hebt
389. ik vind dat
390. eén van hen
391. een van hen
392. wat er gebeurt
393. je bent zo
394. zorg dat je
395. de hele wereld
396. in de war
397. en je bent
398. weet je wel
399. waarom doe je
400. ik vond het